Tag: Albanie

Ik miste de soundtrack

Ik miste de soundtrack

Hans Damen is energiek én vertelt graag. In 1999 had hij zijn eerste en enige twee missies: Albanië en Kosovo. Inmiddels is hij alweer twee jaar buiten dienst. Nog tijdens zijn diensttijd initieerde hij samen met Amy van Son het project Helmen vol Verhalen. Nu vertelt hij voor dat project zijn éigen missieverhaal.

Uitzending Kosovo en Albanië

Het is een verhaal vol toevalligheden. Van zijn entree bij defensie, via zo’n negentien verschillende functies, tot zijn uittreden: het is alsof hij steeds overal maar is ingerold, én uitgerold. ‘Dat is ook wel een beetje zo,’ zegt Hans Damen. ‘Ik kwam bij defensie en ik ben gewoon blijven hangen. Ze bleven me maar bevorderen en leuke banen geven. Ken je de Hitchhikers Guide to the Galaxy? En de uitspraak van de hoofdpersoon? “I may not have gone where I intended to go, but I think I have ended up where I needed to be.”

Zo is het bij mij ook. Er zijn maar heel weinig plekken waar ik kom en ervan denk: hier bevalt alles me. Ik ben vaak doodongelukkig met bestaande situaties – situaties waar iets scheef zit terwijl niemand er iets aan doet. Dus dan ga ik het veranderen. Automatisch wordt dat een kernkwaliteit die herkend wordt door de baas. Dan zetten ze je op plekken neer waar dingen anders moeten. Ik ben de ultieme interim-manager.’
“Ik ben vaak doodongelukkig met bestaande situaties.”

‘Ik heb geleerd om me niet teveel aan te trekken van kritiek. Een zeker gebrek aan empathie helpt. Niet in de echte zin van het woord, maar als mensen tegen mij zeggen ‘dat lukt nooit’, dan denk ik: dat zullen we nog wel eens zien. Ik ben wel beter gaan luisteren naarmate ik ouder werd.”

Kippenvel

Kosovo

Hans praat luchtig, nonchalant, maakt grappen. Toch heeft de missie waarover hij nu vertelt hem wel degelijk geraakt. ‘Waar ik echt om zat te janken – althans, tranen van in mijn ogen kreeg – was toen wij ‘s avonds terugreden uit Tirana, Albanië naar Durrës. Daar reed een colonne met vluchtelingenvoertuigen. Wij reden op een gegeven moment een tijdje achter een auto waar het nummerbord vanaf was gehaald. De identiteit van de vluchtelingen werd hen afgenomen als ze de grens over gingen: ze sloopten de nummerborden eraf, stalen hun geld, namen identiteitspapieren in. Het signaal: je stelt niets meer voor, je hoeft hier nooit meer terug te komen. Ik krijg er nog steeds kippenvel van.’

Een dag geleden werd hij nog herinnerd aan zijn uitzending, vertelt hij. ‘Gisteren kwam ik bij het opruimen een zilveren halve dollar tegen. Die heb ik gekregen van een Amerikaan die indertijd ineens bij ons voor het kamp in Macedonië stond. Hij had twee containers met hulpgoederen voor die mensen daar. Alleen: de douane wilde ze niet vrijgeven. Daarom had hij hulp nodig. Hij kwam uit Aspen, Colorado Springs. Daar krijgen skileraren elk jaar nieuwe skipakken. Het zou koud gaan worden in Kosovo, dus hij had die oude pakken naar Macedonië gehaald. Wij mochten als militaire missie belastingvrij goederen invoeren, dus hebben wij de invoer van die containers voor hem geregeld.’

Het is één van de vele anekdotes die Hans paraat heeft over zijn tijd in Albanië en Kosovo. Er schuilt een vleugje absurdisme in. Soms zijn het grootse verhalen, soms kleine herinneringen. Zoals die over de Mcdrive in Macedonië. ‘Daar mochten we op een gegeven moment niet meer komen als militair. De Amerikanen waren er met een pantservoertuig doorheen gereden, die hadden de hele drive naar de klote gereden. Het voertuig was te groot.’

Heel erg ‘Tour of Duty’

Helmen Hans en Tatjana

Hans werd in februari 1999 op een vrijdag aangewezen voor Macedonië. ‘De maandag daarna begon meteen de opleiding in Amersfoort. Die was heel snel in elkaar geflanst. Ze wisten eigenlijk niet wat we gingen doen. Schieten, mijnen, EHBO, het was allemaal in twee weken gepropt. Daarna zouden we weggaan.’ 

Maar intussen ging het al mis in Kosovo, vertelt Hans, en zijn vertrek werd uitgesteld. ‘Een week of anderhalf later barstte de ellende echt los. Serviërs begonnen moslims uit Kosovo te gooien. Er waren veel vluchtelingen. Een deel vluchtte naar Macedonië, de meesten naar Albanië.’ Hans en een collega werden gevraagd mee te gaan met een noodhulpverkenningsteam, dat vooral bestond uit mariniers. Zijn rol: adviseur noodhulp. ‘Er was in Albanië geen oorlog, ze moesten vluchtelingen opvangen. Het grootste gevaar wat je daar liep: ze hadden alle putdeksels gestolen. Dus als het regende moest je oppassen dat je niet in zo’n put reed.’

Zaterdag haalde Hans zijn pistool en een noodhulpverkenningsrugzak op bij de kazerne in Apeldoorn. Zondag vertrok hij naar Albanië. ‘Dat pistool zat op een gegeven moment in de handtas van mijn vrouw. Wij gingen zaterdagavond nog ergens heen, ik kon hem moeilijk in de auto laten liggen.’ 

Het was een merkwaardige ervaring, zijn aankomst in Albanië ‘Een beetje oorlogsfilm, én een beetje vakantie,’ zegt Hans. ‘Ze stonden er geiten te slachten naast de weg, dat kende ik ook van mijn reizen naar India. Op een gegeven moment vlogen we met een chinook naar Noord-Albanië, met de klep achter open. Door de valleien heen. Dat voelde heel erg Tour of Duty. Het enige wat ik miste was een soundtrack. ‘s Avonds zat ik in Durrës, in de politieacademie waar wij sliepen, op een balkonnetje met de satelliettelefoon naar huis te bellen. Mijn vrouw geloofde niet dat ik de zon in de Adriatische zee zag zakken daar.’

Als het een film was geweest, dan was het verhaal mooi rond geweest

Al gauw nam de missie van Hans een vreemde wending – en dat was niet de laatste. ‘We kwamen er vrij snel achter dat er naast onze humanitaire missie ook een NAVO-missie liep die een stuk geheimer was. Die had alles te maken met een opbouwoperatie om eventueel met NAVO-troepen Kosovo binnen te vallen. En dat botste met wat wij kwamen doen. Onze missie was feitelijk een afleidingsmanoeuvre, ontdekten we.’

‘In het noorden van het land, vlakbij de grens met Kosovo, zaten vluchtelingen. De NAVO wilde ze daar weg hebben, en verbood ons noodhulp te geven. Wij mochten er geen voedsel naartoe sturen, want als er voedsel was bleven ze daar zitten.’
Aan die opdracht van hogerhand gaf Hans geen gehoor. Het leverde hem een ruzie met een Canadese kolonel op. ‘Die zat daar namens de NAVO. Ik was van alles voor die vluchtelingen aan het doen, dat had hij me verboden. Hij dreigde me het land uit te gooien. 29 april was dat. Ik zei: “Morgen is het 30 april, een feestdag in Nederland. Onze minister van defensie komt op bezoek. Bereid je baas, de NAVO-commandant, maar voor, want ze hebben morgen om half 10 een afspraak. Dan kan jouw generaal uitleggen aan onze minister van defensie waarom wij geen hulp mogen verlenen, terwijl we daarvoor hier zijn.”’ Dat bleek een effectief dreigement: Hans bleef.

Na dik twee maanden Albanië werd Hans doorgestuurd naar Macedonië, na een tussenstop van een paar weken in Nederland. “Van noodhulpbieder in Albanië werd ik Chef Staf van het contingentscommando. Ik was linking pin tussen Nederland en het inzetgebied.” Vlak voor zijn vertrek naar Macedonië was er een doorbraak in het gebiedsconflict. “We vlogen op 30 mei naar Skopje. Op de dag dat we aankwamen werd bekend gemaakt dat er een vredesakkoord was.” Daardoor werd de binnenkomst in Kosovo wel heel bijzonder. “Wij leken de bevrijders; de Kosovaren stonden langs de kant van de weg te juichen. Er waren eerder uitgebreide plannen gemaakt voor de terugkeer van de bevolking, die massaal gevlucht was uit het gebied. Maar toen de mensen doorhadden dat de NAVO er was, viel er weinig aan te houden. Ze reden gewoon terug naar huis. Ik heb er nog foto’s van: mensen op een tractor zonder banden, lachend. Als het een film was geweest, dan was het verhaal mooi rond geweest,” zegt hij, verwijzend naar de vluchtelingenstromen die hij eerder dat jaar in Albanië had zien binnenkomen.

De lachertjes van de hele NAVO

Ook de rest van de missie werd getekend door eigenaardige plottwists. ‘Er speelden hele gekke dingen die niets te maken hadden met die missie. We moesten ons eigen kamp opbouwen op een vliegveldje waar eerst de Serviërs zaten. Toen we daar aankwamen bleek er een gebouwtje kapot gegooid te zijn. Daar zat asbest in. Dus er werd een asbestspecialist ingevlogen vanuit Nederland. Die liet de boel analyseren in een Belgisch lab, en die Belgen zeiden: er zit asbest in de grond daar, het is levensgevaarlijk. Onmiddellijk stoppen met de missie, was de opdracht. Er werd een elektronenmicroscoop ingevlogen, alles moest worden schoongemaakt, iedereen moest een nieuwe uitrusting krijgen. We waren de lachertjes van de complete NAVO.

Op een gegeven moment kreeg ik een telefoontje van een hoogleraar in Utrecht. Hij zei: “Nee, er zit daar heel veel rode klei in de grond, en onder een elektronenmicroscoop lijkt dat op asbest.” Lang verhaal kort: er zat dus helemaal geen asbest in de grond. Ik heb die informatie doorgebeld aan Nederland en ik kreeg direct een verbod erover te praten. Want er waren al miljoenen geïnvesteerd in nieuwe uitrustingen, de hele mikmak. Een van de Belgen van dat onderzoeksteam zei dat je de asbest op de grond kon binden met een bepaald soort wax, die hij toevallig zelf verkocht. Die man heeft er miljoenen aan verdiend. Later is er een rechtszaak over geweest, maar die Belg zat toen al hoog en droog in Thailand.’

Stress

In december 1999 keerde Hans terug naar Nederland. Maar de spanning bleef zijn leven beheersen. ‘Tijdens de missie stonden we elke dag om zeven uur op, en gingen om twaalf uur, half een ’s nachts naar bed. Dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik was heel vervelend toen ik terugkwam, zocht voortdurend ruzie. Die stress moet er toch uit, na negen maanden onder spanning te hebben gestaan. Dat gebeurde bij mij vooral in het weekend. Als ik sliep, zweette ik enorm. Van dat stresszweet, dat stonk vreselijk. Ik had een stapeltje t-shirts naast mijn bed liggen en moest soms twee keer in een nacht een schoon shirt aantrekken omdat hij zeiknat was. Nee, ik had geen nachtmerries. Ik droomde wel als een dolle, maar niet over de uitzending.’

Op een gegeven moment was het over, plotseling, pats-boem, zegt Hans. ‘Dat was tijdens een vakantie in Griekenland. We waren drie nachten in Athene. De tweede nacht werd ik weer zeiknat wakker. Ik zei: nou is het over. Geen idee wat het was, maar ik heb er daarna geen last meer van gehad. Ik heb niet meer gezweet, ik heb niet meer gedroomd, het was gewoon over.’

Brabantse gemeenschapszin

Ook terugkijkend blijft zijn carriere bij defensie voor hem een mix van toevallige wendingen en eigen keuzes, zegt hij. ‘Ik had ook ambtenaar kunnen worden. Dat is dat Brabantse, sociale. Ik wil altijd de club bij elkaar houden. Iets voor de gemeenschap doen. Ik citeer oud-commandant Landmacht Mart de Kruif: “Een goed geordend land is een zegen voor de bevolking”. De overheid bevalt me wel, dus daar werk ik graag voor. Mijn ouders waren ook zo. Ik zeg altijd: zij deden de werken van barmhartigheid. Bij ons kon iedereen altijd mee-eten. Ze waren gelovig, ja. Mijn moeder zat op haar knieën voor de tv als de paus met pasen of kerst zijn zegen uitsprak. Later heeft ze dat afgeleerd. Mijn vader was denk ik meer sociaal gelovig. Hij was voorzitter van het parochiebestuur, zat bij het rode kruis en de woningbouwvereniging.’

Hans kwam bij defensie terecht op aanraden van een vriend die hij kende van waterscouting. Aanvankelijk had hij zijn pijlen gericht op de marine, maar Den Helder vond hij te ver, en de vertrekken op het schip te schamel. ‘Dat ik anderhalf jaar later ergens op de hei in een lekkend tentje lag, daar hebben we het niet over.’

Na zes jaar militaire administratie, waar hij naar eigen zeggen onder meer terecht kwam vanwege ‘een unieke competentie: ik had een bril’, kon Hans naar de Hogere Militaire Vorming (HMV). ‘Dat is er weer een waar ik ingerold ben. Ik riep: wil ik dat wel? Dat mocht ik niet zeggen, je bent uitverkoren als je naar de HMV mag.’ Hij ging wél. ‘Op het eind mochten we zelf onze functies verdelen. Bijna iedereen ging naar zijn of haar eerste keuze. Ik niet, ik zat ineens in Den Haag bij de denktank van Generaal Couzy, ten tijde van Srebrenica. Hij had een nieuwe secretaris nodig. Het was heel interessant om dat als jonge majoor mee te maken, als vlieg op de muur. Een maand later viel Srebrenica. Dat was een bijzondere tijd.’

Na een jaar vertrok Couzy, en kwam Hans onder generaal Schouten te werken. ‘Het vertrek van Couzy was niet leuk. Politiek gedoe. Toen Schouten kwam, hoopte ik dat het weer rustig werd. Diezelfde avond viel het Hercules-vliegtuig in Eindhoven uit de lucht. De Herculesramp, 15 juli 1996. Toen was ik opeens uitvaartbegeleider voor 32 collega’s. Dat heeft in die tijd wel het meeste indruk op me gemaakt.’

Terug met het gezin

In 2019 keerde Hans voor het eerst terug naar Kosovo, samen met zijn gezin, naar de plekken van zijn missie. Ze volgden ongeveer de route die Hans destijds had afgelegd – maar dan andersom. ‘Het was niet alleen maar een sentimental journey, het was vakantie. Maar als je er dan toch bent… Er was veel veranderd, maar ook veel hetzelfde. Dat lekker ongeplande van Oost-Europa, dat was hetzelfde. Maar er waren geen kapotgeschoten gebouwen meer. Toen ik er op missie was lagen in Kosovo her en der lichamen. Zwerflijken, noemden wij die. Het waren lui die er al een tijd lagen, die rook je wel. Toen ik er met mijn gezin terug was dacht ik: hé, die bocht herken ik nog, want daar lagen vier lijken.’

Op 1 juni 2019 ging Hans uit dienst: hij had de ontslagleeftijd van 58,5 bereikt. In die zin is hij even toevallig uit dienst gerold, als erin, bevestigt hij. Op de vraag hoe hij terugkijkt op zijn werkzame leven heeft hij twee antwoorden. ‘Het eerste wat in me opkomt is dat ik er goed van heb kunnen eten. Mijn andere antwoord is altijd dat ik erin zit voor wereldvrede. Mensen vragen vaak: mis je het niet? En dan vraag ik me af wat ‘het’ dan is. Ik heb veertig jaar gewerkt – in uren waarschijnlijk vijftig. Ik vind het lang zat. Tegelijkertijd: als het nog een half jaar langer had geduurd, dan was het ook OK geweest. Het is de kunst van het loslaten. Ik had binnen defensie negentien banen, dus ik heb al negentien keer afscheid genomen.’

​Hans Damen is samen met Amy van Son initiatiefnemer van Helmen Vol Verhalen, een kunstproject waarin ‘jonge’ veteranen gekoppeld worden aan kunstenaars. Het persoonlijke missieverhaal van de veteraan vormt de inspiratiebron voor een kunstwerk met verbeeldingskracht.

Hans werd gekoppeld aan Tatjana Kierienko, een Nederlands-Oekraïense kunstenares, die in cocreatie met een team van vrouwen in Oekraïne textiele kunst maakt.  

In 20/21 bracht het project  nog 20 ‘jonge’ veteranen en 20 kunstenaars bij elkaar voor een wezenlijke ontmoeting. Hun gezamenlijke missie is het zichtbaar maken van de relevantie van Nederlandse vredesmissies en de impact daarvan op de deelnemende militairen.

In 2022 zal een reizende expositie op verschillende locaties in Nederland gaan ‘landen’.