Gewoon dingen doen

Gewoon dingen doen

Opeens wist ik het

“We houden op met eindeloze contractonderhandelingen en gaan gewoon dingen doen”. Opeens wist ik het. 2 augustus 2012, op het strand van Bali, tussen twee scubaduiken door. “We stoppen met elkaar om de oren te slaan met contracten en gaan dingen doen.”

Een half jaar eerder was een delegatie van de Nederlandse industrie op bezoek bij de commandant van de Landmacht. Op bezoek om te klagen bij generaal de Kruif over de slechte samenwerking, het onbegrip en eindeloze procedures. Mart de Kruif daagde de industrie uit aan te geven hoe het anders moest en met een plan te komen om de relaties te verbeteren. 5 bedrijven presenteerden een half jaar later een juridisch doorwrocht voorstel voor een shared service center.

“Dat gaat dus nooit werken” was mijn iets te primaire reactie.. “Fijn” zei de Kruif; “dan verzin je maar iets beters, over acht weken komen we weer bij elkaar en dan presenteer je je voorstel.”

Intent

Daar had ik me keurig een hoek in geschilderd. Sinds 2000 was drie keer eerder geprobeerd om de relaties te verbeteren. In 2008 was de laatste poging gestrand omdat het de juristen van alle partijen na 14 maanden nog niet gelukt was om een “Letter of Intent” op te stellen.

“De industrie is niet te vertrouwen” hoorde ik om me heen. Alsof wijzelf als Landmacht altijd een betrouwbare partner waren. We besloten te gaan werken aan het vertrouwen. Eerst de contacten, dan de contracten. Alle juristen waren niet blij, maar het werkte.

We gingen bij elkaar op bezoek en aten een hapje, maar gingen al snel verder. Personeel van de industrie werkte op kazernes en bij oefeningen. Omgekeerd gingen militaire monteurs aan de slag bij de bouw van nieuwe pantservoertuigen.

gewoon dingen doen

Het ontbreken van structuur

Kenmerkend voor de start van het LMI was het ontbreken van structuur. Zo waren er geen dichtgetimmerde projectplannen, communicatieplannen en was er geen vaste einddatum. Dit blijkt te werken doordat er hierdoor ruimte was om nieuwe actoren, perspectieven en ideeën in te brengen. We namen de ruimte en gingen experimenteren. Een paar voorbeelden:

Jonge officieren zochten een middel om in Afghanistan ’s nachts de omgeving in de gaten te houden. Samen met KPN werd binnen vier maanden de Milsenz ontwikkeld, die Internet of Things technolgie gebruikt om te waken over de veiligheid van militairen. Die technologie vormde even later de basis voor een geheel nieuwe communicatiesysteem.

Een standaard vrachtdrone werd omgebouwd tot een innovatieve ambulance-drone, die uniek is in de wereld en ook uit de hele wereld belangstelling trok.

In Soesterberg werd een legerkamp gebouwd met alle elementen die ook in Mali of Afghanistan voorkomen. Doel was een compleet energieneutraal kamp. Daarvoor mocht de industrie oplossingen aandragen en komen testen. Als het werkte brachten we het meteen naar Mali om ook in een echte operationele omgeving het prototype te testen. Als het werkte, kochten we het.

Dat deden we ook met nieuwe jeeps voor de commando’s. Met een bedrijf dat uitgebreid ervaring had in de DAKAR-rally, maar geen enkele met Defensie werd binnen een half jaar een terreinwagen gebouwd die vervolgens meteen in Mali getest werd. Inmiddels is de Vector van Defenture  de standaard jeep voor de special forces

gewoon dingen doen

Usual suspects en serendipiteit

Naast contacten met de “usual suspects” uit de defensieindustrie werden activiteiten georganiseerd, waarbij juist ook gasten uit de industrie, designwereld en wetenschap werden uitgenodigd die géén enkele commerciële relatie hebben met de Defensie. Dit soort ontmoetingen, het organiseren van serendipiteit, lag aan de basis van het ontdekken en creëren van kansen en mogelijkheden waarnaar je niet op zoek was, maar die wel ongelooflijk bruikbaar en waardevol zijn. Noem iets nooit een project, want je hebt de teleurstelling ingebouwd. Noem iets een experiment. Alles wat lukt is een succes en alles wat niet lukt ook.

Daarbij was tweerichtingsverkeer erg belangrijk. Niet alleen Defensie moet er beter van worden, maar ook het bedrijfsleven.

In latere jaren werd het Land Maintenance Initiative uitgebouwd tot wat de ‘Adaptieve Krijgsmacht’ is gaan heten. De adaptieve krijgsmacht speelt snel in op veranderingen in de veiligheidssituatie door samenwerking met de samenleving  (o.a. met ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, technologische bedrijven en de inschakeling van reservisten). Door te blijven innoveren kan beter geanticipeerd worden op nieuwe dreigingen en ontwikkelingen en door aanpassing van interne processen kan waar en wanneer nodig snel beschikt worden over extra capaciteit.

Het Land Maintenance Initiative  en de Adaptieve Krijgsmacht bestaan nu 10 jaar. Gaat er nu nooit meer iets mis? Uiteraard wel. De voortdurende onderfinanciering van Defensie maakt innovatie lastig. En natuurlijk loopt de samenwerking niet altijd gesmeerd. Het is dus zeker niet allemaal koek en ei tussen Bedrijfsleven en Defensie. Maar er wordt wel gecommuniceerd, we kennen elkaar, we helpen elkaar en lossen samen de problemen op.

Samen dingen doen. Samenwerken voor vrede en veiligheid. Je moet het maar kunnen.

Dit verhaal werd ingezonden en geselecteerd voor het Succesverhalenfestival georganiseerd door de Universiteit Utrecht, de Vereniging voor Bestuurskunde, Vereniging voor OverheidsManagement en Platform O

Comments are closed.